Het hele werkwoord is ‘derven’, met een v. De stam is ‘derv’. De v zit niet in ’t kofschip en daarom vervoeg je met een d. De f die je ziet, is een ‘valse f’, die pas tevoorschijn komt na het toepassen van de kofschipregel. Het is dus: gederfd. Dit voltooid deelwoord is hier gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.