Een van de grootste struikelblokken bij de werkwoordspelling is de keuze tussen d en dt. Je kunt het verschil namelijk niet horen. Het werkwoord in Ik word met een d klinkt exact hetzelfde als het werkwoord in Jij wordt met dt. Aan een spellingchecker heb je hierbij niets, want die kijkt niet naar d en dt. Je moet hier dus echt regels voor toepassen!
Twee basisregels voor d en dt
Regel 1: een dt kan alleen voorkomen als er in het hele werkwoord al een d staat. Denk aan worden, vinden, zenden, antwoorden.
Regel 2: een dt treedt nooit op bij het onderwerp ‘ik’. Een ezelsbrug daarvoor luidt: “Ik drink geen T”.
Addertje
Als je dus een werkwoord opschrijft met dt op het eind, check dan de bovenstaande twee regels. Dan zit je in 99% van de gevallen goed. Een addertje onder het gras is nog als ‘jij’ of ‘je’ in de betekenis van ‘jij’ achter het werkwoord staat. Dan vervalt de t. Het is dus: Jij zendt een mail met dt naast Zend je/jij een mail? met alleen een d. O enne … nooit een dt bij een voltooid deelwoord! Maar dat weet je wel, toch? Zo niet: kom dan echt eens op cursus!
Overzicht Taaltips
hygiène of hygiëne?
één van de of een van de?
appel of appèl?
bloknoot of blocknote of blocnote?
kado of cadeau? cadeau’s of cadeaus?
hun of hen?
er van uitgaan / ervan uitgaan / ervanuit gaan / er vanuit gaan / ervanuitgaan / er van uit gaan?
handvatten of handvaten?
genant of gênant?
werkwoordspelling: gebeurt of gebeurd?
Secretaressedag
op het scherp(st) van de snede
te(n) alle(n) tijde(n)
peiler of pijler?
persé of per se of persee?